|
NEDERLANDSE - GOUDE - OUDE - Deel 44
Hoewel Den Haag in vrijwel alle opzichten een stad was, heeft het vanouds geen stadsrechten gehad. Desondanks kreeg het al in de middeleeuwen bestuurlijke instellingen die alleen in steden voorkwamen. Prins Maurits had al vergevorderde plannen om van Den Haag een vestingstad te maken, maar de Staten Generaal zagen dit als een aantasting van de onafhankelijkheid van het bestuurscentrum van de zeven provinciën. Den Haag kreeg in 1806 van koning Lodewijk Napoleon en in 1810 van keizer Napoleon de eretitel stad. Dit gaf toen geen bijzondere rechten meer, want het stadsrecht was al in 1798 tijdens de Bataafse Republiek afgeschaft.[6] Lang voor die tijd had Den Haag al bijzondere privileges ontvangen, die Den Haag bestuurlijk het karakter van een stad gaven. Het waren echter de overige steden, die voorkwamen dat Den Haag, als zelfstandige stad, zitting kon nemen in het bestuur van het gewest Holland. Ook op andere terreinen had Den Haag de kenmerken van een stad: Den Haag had (sinds 1370) een eigen rechtbank en mocht eigen keuren (verordeningen) vaststellen; Den Haag had burgers, en alleen steden hadden burgers; Den Haag had een typisch stedelijk bestuur, met burgemeesters (sinds 1559), een secretaris (pensionaris) en een vroedschap (sinds 1451); Den Haag had een eigen schutterij; Den Haag had stedelijke rechten op economisch gebied: een jaarmarkt (sinds 1334), gilden, een lakennijverheid, bierbrouwerijen en andere typisch stedelijke nijverheid. Het wettelijke verschil tussen stad en platteland is na de grondwet van 1848 en de Gemeentewet van 1851 definitief komen te vervallen.
Video Length: 1462
Date Found: June 08, 2011
Date Produced: August 06, 2011
View Count: 0
|